Twitter ontplofte bijna na de uitzending van De Wereld Draait door op 12 januari j.l. Hierin haalde gast Sywert van Lienden stevig uit richting vluchtelingen op basis van onderzoek, waaruit hij naar eigen zeggen citeerde. De achtergrond hiervan waren de gebeurtenissen rond de Jaarwisseling in Keulen. Alleen: wat bleek? Feiten bleken geen feiten en rond de perceptie van die zogenoemde feiten zagen we een interessant psychologisch proces: het illusoire-correlatie-effect. Relevant voor deze casus, maar ook voor bijvoorbeeld interne communicatie en branding. Van Lienden beweerde dat ‘allochtonen 2.5 tot 5 keer zo vaak’ verdacht zijn van zedendelicten. Hij stelde dat ‘1 op de 20 tot 1 op de 30 allochtonen
[..] verdacht zijn van zedendelicten.’ Op basis hiervan extrapoleerde hij tot de stelling: als er 200.000 migranten binnenkomen, halen we 10.000 zedendelinquenten. Deze gegevens haalde Van Lienden naar eigen zeggen uit een onderzoek. Het gaat hier om het onderzoek ‘Zedendelinquentie en etniciteit. Een exploratief onderzoek op basis van politiegegevens’, van de onderzoekers Anton van Wijk en Arjan Blokland. Vrij te vinden op het internet. Wat blijkt als je het rapport leest?
Inhoudsopgave
Lukraak extrapoleren
De feiten in het onderzoek blijken anders te zijn. Inmiddels is daarover al veel gezegd en geschreven, inclusief de excuses van Van Lienden. Daarom even kort de hoofdpunten: Van Lienden trok een direct verband tussen mensen met ouders die buiten Nederland zijn geboren (dat is namelijk hoe ‘allochtoon’ gedefinieerd is) en de migranten die nu het land binnenkomen. Het onderzoek richt zich echter op verschillende etnische groepen, niet op vluchtelingen. Van Lienden stelde dat tussen ‘1 op de 20 tot 1 op de 30 allochtonen verdacht zijn van zedendelicten.’ Dat cijfer klopt niet. Afhankelijk van de groep zijn er tussen 1 op de 2500 en 1 op de 370 zedenverdachten onder mensen met ouders die in het buitenland zijn geboren. Voor mensen met ouders die in Nederland zijn geboren zijn het er 1 op de 2000. Van Lienden zei ook dat mensen met ouders die in het buitenland zijn geboren tussen de 2,5 tot 5 keer zo vaak zedenverdachte zijn als mensen met ouders die in Nederland geboren. Dat klopt niet. In de statistieken zijn meerdere bevolkingsgroepen ondervertegenwoordigd vergeleken met mensen met ouders die in Nederland zijn geboren. Ten slotte extrapoleerde Van Lienden richting de 10.000 zedendelinquenten op basis van de reeds genoemde fictieve 1-op-20 statistiek. Allerlei groepen haalde hij door elkaar. Als je al extrapoleert op basis van cijfers over zedenverdachten uit het Midden Oosten en Afrika, komt een extrapolatie – hoe wankel ook – uit op tussen de 250 en 300 nieuwe zedendelinquenten. Niet weinig, maar geen 10.000.
Het resultaat: illusoire correlatie
Kortom: feiten zijn hier geen feiten, maar ze zorgen wel – zeker gezien het grote bereik van De Wereld Draait Door – voor grote impact. Vooral omdat in dit geval er grote kans is op een bekend psychologisch verschijnsel: illusoire correlatie. Dat ontstaat als de leden van groep – in dit geval ‘asielzoekers/vluchtelingen’ en een bepaald soort informatie (in dit geval negatief gedrag: verkrachting, aanranding) opvallen: beide komen ze relatief weinig voor. Zeldzame gebeurtenissen vallen op en daarom onthoudt ons brein deze beter, zeker als ze passen bij eerdere waarnemingen. Op het moment dat die twee zaken twee samen voorkomen, valt dat sterk op (‘paired distinctiveness’ heet dat in de wetenschap). Het aantal leden van een minderheidsgroep (asielzoekers/vluchtelingen) met een kenmerk dat weinig voorkomt (in dit geval een negatief kenmerk) wordt hierdoor overschat. Dit is exact hoe een stereotype ontstaat. In de context van 2016 – met de stroom asielzoekers die begin januari weer aanzwelt met op de achtergrond het conflict in Syrië in volle gang – gaat dit extra snel, getuige de heftige reacties op bijvoorbeeld Twitter. Velen hadden hun conclusies al getrokken en vergaten de feiten, ook al maakte Sywert later publiekelijk zijn excuses.
Illusoire correlatie bij interne communicatie en branding
Bij illusoire correlatie worden verbanden dus ten onrechte gelegd, doordat schaarse informatie wordt overschat. Het blijkt dat zeldzame informatie meer opvalt dan informatie die vaker aangeboden wordt. Ik benadruk regelmatig bij klanten: voor interne communicatie en internal en external branding kan dit van groot belang zijn. Voor interne communicatie en internal branding kan dit betekenen dat als bij reorganisaties weinig informatie de de organisatie in gaat , deze wordt overschat en opgeblazen. Openheid en regelmatige communicatie is dus noodzakelijk om illusoire correlatie te voorkomen. Bij external branding kan besef van dit mechanisme merkbeschadiging voorkomen. Vooral bij incidenten – denk bijvoorbeeld aan productrecalls – voorkomt open en regelmatige communicatie stereotypering rond een merk in negatieve zin.